(Seksueel) grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer kwalificeert niet automatisch als ‘ernstig verwijtbaar handelen’. Nog steeds tellen alle omstandigheden van het geval mee.
Een docent bewegingsleer is tussen 2006 en 2010 meerdere keren aangesproken op fysiek contact met leerlingen. Enkele jaren gedraagt de docent zich goed, maar na een tijdje komen er weer meldingen binnen. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst en de docent krijgt géén transitievergoeding. Volgens de rechter is het uitgangspunt in de huidige maatschappij dat seksueel grensoverschrijdend gedrag in een afhankelijkheidssituatie (docent – leerling) ernstig verwijtbaar is. De kantonrechter formuleerde daarmee de volgende vuistregel: uitgangspunt bij seksueel grensoverschrijdend gedrag is dat dit kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen. Het Hof gaat in het hoger beroep niet mee met de kantonrechter en oordeelt dat géén sprake is van ernstige verwijtbaarheid. De werkgever stelt vervolgens cassatie in bij de Hoge Raad, met als grondslag dat de vuistregel wél moet gelden.
De Hoge Raad is het niet eens met de vuistregel van de kantonrechter. Om af te wijken van een vuistregel wordt namelijk alleen nog maar gekeken naar (hele) uitzonderlijke omstandigheden. Dat terwijl de Hoge Raad eerder heeft geoordeeld dat bij de beoordeling of er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen moet worden gekeken naar alle omstandigheden (dus niet alleen de uitzonderlijke). In deze specifieke casus leidde dat tot de conclusie dat geen sprake was ernstig verwijtbaar handelen. De docent kreeg toch een transitievergoeding. De school van de docent had te weinig gedaan om het gedrag te voorkomen en de docent te begeleiden.
Bij de beoordeling of er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen zijn dus (nog steeds) alle omstandigheden belangrijk, ook als er sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag!